Zahra (63) uit Zwolle keerde terug naar Afghanistan: 'Alles wordt door een man bepaald, tot je ademhaling toe'
In dit artikel:
Zahra (63), die sinds jaren in Zwolle woont, bracht in mei 2025 twee weken door in Kaboel om voor haar zieke moeder te zorgen. Wat ze daar zag, schildert ze later in detail: een stad vol angst en controle waar vrouwen vrijwel uit het openbare leven zijn verdwenen. Op straat lopen mensen met gebogen hoofd, muren zijn voorzien van dreigende teksten over hoofddoeken, en verkopers — vaak mannen, maar ook jonge meisjes onder de twaalf — verkopen brood en zakdoekjes tussen het chaotische verkeer.
Zahra durft buiten nauwelijks haar telefoon te gebruiken; de foto’s die ze toont zijn binnenshuis gemaakt. Tijdens een taxirit zag ze hoe de moraalpolitie met zwepen optreedt: een meisje dat buiten het toegestane verkoopgebied stond, kreeg meerdere tikken; een ander kind werd hard op hoofd en handen geslagen. Die scènes en de lege blik in meisjesogen blijven haar bij. Mannen met geweld of dreiging handhaven de strikte shariaregels: vrouwen mogen vaak niet werken, reizen zonder mannelijke begeleider of onderwijs volgen, en worden gedwongen tot boerka of zware bedekking.
Zahra’s eigen leven biedt scherp contrast: als tiener liep ze nog zonder hoofddoek naar school, werd lerares en werkte ze als vrijwilliger om analfabete vrouwen te leren lezen. In de jaren ’90 ontvluchtte ze het land toen de Taliban haar familie bedreigden; haar gezin vluchtte zonder bagage of papieren naar Nederland. Haar man overleed later in Nederland aan kanker en zij bouwde daar alleen een nieuw bestaan op; haar kinderen hebben sindsdien succesvolle carrières opgebouwd. Daardoor kan zij nu geld naar familie in Afghanistan sturen — het belangrijkste bron van inkomen voor veel achtergebleven familieleden.
Tijdens deze recente reis hoorde ze dat banen waarop families leefden zijn verdwenen: vrouwelijke docenten verliezen hun werk en vaak ook hun pensioen. Wijken van gemarginaliseerde groepen worden ontruimd voor infrastructurele projecten of de elite; mensen vrezen huis- en baanverlies. De economie is gebroken: tegelijk ziet Zahra mannen van de Taliban met stapels bankbiljetten bij chique juweliers winkelen, wat haar vraagt waar dat geld vandaan komt.
De sociale structuur is verstoord: ramen worden afgeplakt zodat vrouwen niet zichtbaar zijn, meisjes met vakopleidingen zien hun toekomst wegvallen en spreken van hopeloosheid. Haar nichtje smeekt vlak voor Zahra vertrekt: „Mag ik mee in je koffer naar Nederland? Ik krijg hier geen lucht.” Soms verdwijnen meisjes opeens van straat; niemand durft er vragen over te stellen. Zahra begrijpt dat honger, onzekerheid en verlies van rechten mensen klein en passief houden — ook een manier om opstand te voorkomen.
Zahra verlaat Kaboel met pijn en machteloosheid; ze hoopt dat er ooit weer een manier komt voor Afghanen om hun toekomst terug te winnen. Om veiligheidsredenen is haar naam in het verslag gefingeerd; de redactie kent haar echte naam.