Wido (51) redde het hospice waar zijn vrouw Loes overleed: 'Opgeven was geen optie'

zaterdag, 6 september 2025 (13:44) - de Stentor

In dit artikel:

Toen bekend werd dat hospice Rozenheuvel in Rozendaal, het op één na oudste hospice van Nederland, zou sluiten omdat het Leger des Heils ermee wilde stoppen, greep Wido Bosch (51) direct in. Bosch, wiens vrouw Loes op 40‑jarige leeftijd in Rozenheuvel overleed, besloot eind 2023 terug te keren naar het gebouw om samen met vrijwilligers en medewerkers een doorstart mogelijk te maken. Inmiddels is die doorstart een feit en blijven de medewerkers en honderd vrijwilligers aan het werk.

Bosch, voormalig ict‑ondernemer, benadrukt dat zijn motivatie voortkwam uit persoonlijke ervaring: Rozenheuvel gaf zijn gezin rust tijdens de laatste fase van Loes’ ziekte. Na haar diagnose en snelle achteruitgang bood het hospice niet alleen medische zorg maar ook ruimte voor het gezin om weer samen te komen. Die ervaringen maakten hem vastbesloten het karakter van het huis te behouden toen het voortbestaan bedreigd werd.

In de praktijk betekende dat hard werken aan de zakelijke kant van zorgverlening: financiëlen plannen, personeelsberekeningen, onderhandelen met zorgverzekeraars en bepalen wat het pand mag kosten. Omdat verzekeraars liever contracteren met grotere zorgpartijen, was het moeilijk voor een zelfstandig hospice om voldoende vergoedingen los te krijgen. Bosch schakelde uiteindelijk zorgaanbieder Liemerije in om namens Rozenheuvel met verzekeraars te praten; hoewel een eerste akkoord op 23 oktober in zicht leek, overleed de betrokken financieel manager plotseling en moesten Bosch en collega’s de onderhandelingen in allerijl voortzetten.

De overname door een groot zorgconcern werd bewust vermeden. Bosch en anderen vreesden dat een grotere partij de unieke identiteit en kleinschalige werkwijze zou ondermijnen: zelfgekookte maaltijden door vrijwilligers, nauwe samenwerking met lokale huisartsen en de persoonlijke inzet van een grote groep vrijwilligers zouden dan waarschijnlijk worden vervangen door standaardisering en commerciële partijen. In de nieuwe statuten van de stichting die Rozenheuvel nu draagt, staat ‘respect voor het leven’ centraal; euthanasie wordt in het hospice niet uitgevoerd, maar men zoekt wel samen met betrokkenen naar alternatieven zoals terugkeer naar huis wanneer dat aan de orde is.

Bosch erkent dat hij geen zorgprofessional is, maar zijn ervaring met ondernemen en organisatievoering maakte het verschil bij het opstellen van een levensvatbaar plan. Het traject was vermoeiend en frustrerend — hij noemt de marktwerking in de zorg problematisch — maar opgeven was geen optie gezien de hoop die medewerkers en vrijwilligers op de doorstart hadden gevestigd. Nabestaanden en betrokkenen ondersteunden het initiatief via petities en donaties.

Privé staat Bosch op een keerpunt: binnenkort verhuist hij naar Brabant; het huis in De Steeg, waar hij met Loes woonde en waar hun kinderen opgroeiden, laat hij achter. Toch zegt hij dat als hij ooit zelf in de laatste levensfase komt, hij graag terug wil naar Rozenheuvel: volgens hem “een betere plek om te sterven bestaat niet.” De doorstart van het hospice markeert niet alleen het behoud van een geliefde zorgplek, maar belicht ook de uitdagingen waar kleine, zelfstandige zorginitiatieven tegenaan lopen binnen een sterk gecommercialiseerd zorglandschap.