Bijzonder oorlogsverhaal brengt Zwolse schrijfster en Joodse Hetty uit Enschede bij elkaar
In dit artikel:
Het Friese dorp Bozum, dat tijdens de Tweede Wereldoorlog een veilige haven bood, speelde een cruciale rol in het leven van Hetty Frankenhuis, een Joods meisje uit Enschede. Als baby werd ze in 1942 door dominee Leendert Overduin naar Friesland gebracht om aan de nazi's te ontsnappen. Ondergebracht bij Jan en Annie de Vries, de oom en tante van schrijfster Aliëtte de Vries, kon ze enigszins onbezorgd opgroeien te midden van dorpskinderen. Ondanks de terreur van de bezetter wisten de dorpsbewoners haar geheim te bewaren totdat ze in 1943 door de Duitsers werd ontdekt en naar Kamp Westerbork werd vervoerd.
In Westerbork werd Hetty geregistreerd als een 'onbekend kind', een label voor Joodse kinderen zonder duidelijke identiteit. Gedurende haar verblijf daar, waaronder ook in een weeshuis, heeft ze vage herinneringen aan de drama's rondom haar. Uiteindelijk werd ze op 13 september 1944 naar het concentratiekamp Bergen-Belsen gestuurd, waar ze de oorlog overleefde, in tegenstelling tot vele anderen.
Aliëtte de Vries heeft Hetty's verhaal gereconstrueerd in haar boek 'Een onbekend kind', dat morgen in de winkels ligt. Haar onderzoek omvatte gesprekken met ooggetuigen en archiefonderzoek, wat resulteerde in zowel een persoonlijke ontdekking als een sterke band tussen haar en Hetty, die inmiddels in Australië woont.
Terwijl ze deze verhalen onthult, herdenkt Enschede de razzia van 1941, waarbij 105 Joodse mannen werden gedeporteerd, wat de blijvende impact van de oorlog op de gemeenschap onderstreept. Hetty's verhaal is een getuigenis van de veerkracht van slachtoffers en de moed van hen die hun leven riskeerden om anderen te helpen.